Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [86]Wat zal het gesneden beeld baten, dat zijn formeerder het gesneden heeft? [of] het gegoten beeld, [87]hetwelk een leugenleraar is, [88]dat de formeerder op zijn formeersel vertrouwt, als hij stomme afgoden gemaakt heeft? 86. Hier bestraft de profeet de afgoderij der Chaldeen, die zich op hunne afgoden en beelden verlieten. Van de beelden en afgoden wordt breder gesproken Jes.404446; Jer.2:8,11 en Jer.16:19, en elders meer. 87. Of, dat is de leugenleraar, of leraar der leugens, Jer.10:8,14; Zach.10:2. 88. Dat is, dat hij zo gek is, dat hij hetgeen hij zelf gemaakt heeft, waar leven noch spraak in is, voor zijnen god houdt en zijn vertrouwen daarop stelt.